Voedselovergevoeligheid

In Nederland hebben 1–3% van de volwassenen en 4–6% van de kinderen  last van  voedselovergevoeligheid reacties. Onder voedselovergevoeligheid verstaan wij reacties van overgevoeligheid op een/meerdere soort(en) voedingsmiddel(en). Er zijn twee vormen van voedselovergevoeligheid te kennen, namelijk voedselallergie en niet-allergische voedselovergevoeligheid (ook wel intolerantie genoemd).

Voedselallergie
Bij deze vorm van voedselovergevoeligheid wordt er door het lichaam bepaalde antistoffen tegen eiwitten uit een bepaalde voedingsmiddel, ook wel allergenen genoemd, aangemaakt. Eiwitten uit de koemelk en uit noten zijn voorbeelden van allergenen.

Reacties & klachten
Duur en ernst van de reacties bij een voedselallergie is afhankelijk van het allergeen en is per persoon (en per leeftijd) anders. De klachten kunnen enkele minuten tot een paar uur na inname ontstaan. Voorbeelden van deze klachten zijn:

  • huid (uitslag, eczeem, galbulten, oedeem);
  • luchtwegen (astmatische klachten, neusklachten, oogklachten);
  • maagdarmstelsel (misselijkheid, braken, diarree, verstopping, zuigelingen: voeding weigeren);
  • hart- en vaatstelsel (anafylactische shock = levensbedreigende allergische reactie);
  • overig (zuigeling/baby: overmatig huilen, groeiachterstand; gedragsproblemen).

Niet-allergische voedselovergevoeligheid
Bij deze vorm van voedselovergevoeligheid is er geen sprake van een allergische reactie en aanmaak van antistoffen. De klachten ontstaan door een reactie van het lichaam op bepaalde triggers. Triggers zijn voedingsmiddelen, of een (toegevoegde) bestanddeel daarvan, die niet-allergische voedselovergevoeligheidsklachten veroorzaken. Denk daarbij aan lactose of sommige conserveermiddelen. Deze klachten kunnen per persoon verschillend zijn en de klachten kunnen eerder of later beginnen, daarom is het niet zo makkelijk om voedselovergevoeligheid vast te stellen.

Reacties & klachten
De klachten bij niet-allergische voedselovergevoeligheid lijken heel erg op de klachten van voedselallergie. Ze zijn alleen vaak, maar niet altijd, milder. Ook de tijd tussen inname en reactie kan langer zijn. Bovendien ontstaan de klachten pas wanneer iemand boven een bepaalde hoeveelheid aan triggers binnen krijgt. Dat betekent dat kleine hoeveelheden van een voedingsmiddel wel verdragen kunnen worden. Deze hoeveelheid wordt de drempelwaarde genoemd. Naast de drempelwaarde spelen factoren als stress en infecties ook een rol bij het ontstaan van klachten.

De klachten die bij een niet-allergische voedselovergevoeligheid voorkomen zijn:

  • huid (uitslag, oedeem);
  • luchtwegen (astmatische klachten, neusklachten, oogklachten);
  • maagdarmstelsel (misselijkheid, braken, diarree, verstopping);
  • andere klachten: hoofdpijn, vermoeidheid, gedragsklachten, spier- en gewrichtsklachten.

Voedingsmiddelen waarbij een allergische reactie het meest voorkom

  • koemelk;
  • kippenei;
  • vis, schaal- & schelpdieren;
  • noten;
  • pinda;
  • soja;
  • appel;
  • sesamzaad.

Allergische reacties door koemelk en ei komt bij kinderen heel vaak voor. Bij volwassenen kunnen er veel  allergische reacties door schaaldieren, vis en noten. Pinda-allergieën komt zowel bij kinderen als bij volwassenen vaak voor.

Rol van de diëtist
De diëtist speelt een belangrijke rol bij het diagnosticeren van voedselgevoeligheid. Wanneer uit onderzoek blijkt dat u voedselovergevoeligheid heeft, wordt u door uw arts naar een diëtist verwezen. De diëtist stelt in overleg met u een evenwichtige en volwaardige dieetadvies op met vervangende producten. Hierbij zal zij rekening houden dat u van alle voedingsstoffen voldoende binnen krijgt, zodat u geen tekorten ontwikkelt.